De StressCoach app, de SoaSeksCheck en Thuisarts.nl. Het zijn concrete uitingsvormen van ‘personalized digital health’. Om de kwaliteit van de digitale gezondheidszorg verder te verbeteren, gebruikt TNO het P4-concept. Daarmee ontwikkelen we bruikbare, veilige en betrouwbare applicaties, die aansluiten bij ieders behoefte aan een persoonlijke gezondheidszorg.
“De gezondheidszorg digitaliseert in snel tempo. Ook voor het individu. Zo kun je zelf al veel data verzamelen en krijg je meer inzicht in genetische, leefstijl- en omgevingsfactoren”, vertelt Wessel Kraaij. “De diagnose, prognose en behandeling worden steeds meer op de persoon toegesneden. Om onder- en overbehandeling te voorkomen en zorgkosten te verminderen.”
BIG DATA VOOR PERSOONLIJK GEZONDHEIDSADVIES
Kraaij is principal scientist bij TNO en hoogleraar ‘Applied Data Analytics’ aan de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek is gericht op data-analysetechnieken voor de gezondheidszorg. Hij ontwikkelt algoritmen die automatisch uit de zorginformatieberg waardevolle data verzamelen, interpreteren en verbanden leggen. Kraaij was inhoudelijk trekker van het SWELL-project (2011-2016), dat gericht was op het meten, analyseren en verbeteren van stress en inspanning. De StressCoach app is een praktische toepassing van dit onderzoek. Deze app – ontwikkeld door TNO en het bedrijf The Performance Experts – geeft werknemers persoonlijke adviezen om stress te voorkomen. Een ander project van Kraaij is ‘Prana Data’. Hieronder valt een aantal pilots waar kennis wordt opgedaan met veilige opslag en analyse van persoonsdata door middel van data-encryptiemethoden (versleuteling van data). Mede gesteund door het project ‘Prana Data’ kijkt Kraaij nu ook met de stichting ‘Mijn Data Onze Gezondheid’ naar een soort coöperatieve bank voor gezondheidsgegevens. Het idee is dat mensen echt eigenaar zijn van hun gezondheidsdata en deze veilig in een ‘kluis’ kunnen verzamelen. Mensen bepalen zelf wat ermee gebeurt.
“Privacy is een must willen mensen meewerken en hun zorgdata met je delen”
PRIVACY IS EEN MUST
TNO stelt het P4-concept centraal bij het verbeteren van de kwaliteit van de digitale gezondheidszorg. Die vier P’s zijn: predictie, preventie, personalisatie en participatie (zie ook het kader, red.). Bij alle vier zit ‘privacy’ als randvoorwaarde ingebakken en wordt bijvoorbeeld informatie die mensen zelf geven, altijd geanonimiseerd en daarna pas voor een grote populatie toegankelijk gemaakt. “We noemen dat ‘privacy by design’”, zegt senior scientist Marc van Lieshout. “Privacy is een must, willen mensen meewerken en hun gezondheidsdata met je delen.” Binnen TNO is Van Lieshout betrokken bij alle ontwikkelingen rondom privacy. Daarnaast is hij zakelijk directeur van het Privacy & Identity Lab: het samenwerkingsverband van Radboud Universiteit Nijmegen, Tilburg University en TNO. “We hebben voor ons privacy-onderzoek het raamwerk RESPECT4U (Respect For You) ontwikkeld. Dat staat voor: Responsible, Empowering, Secure, Pro-active, Ethical, Cost-benefit & business analysis en Transparent. Op al deze zeven ‘schaakborden’ moet je goed en veilig met persoonlijke gegevens omgaan.”
IEDEREEN DENKT ANDERS OVER PRIVACY
Het RESPECT4U-principe is toegepast bij het privacy-dashboard voor zwangere vrouwen, die te maken hebben met geboortezorg rond het Westfriesgasthuis in Hoorn. Met vinkjes kunnen zij daarmee aangeven welke zorggegevens ze met anderen willen delen. Van Lieshout: “Je kunt de deelneemsters in drie groepen indelen en je moet ze op verschillende manieren tegemoetkomen. Er is een groep die zeer veel waarde hecht aan privacy; die moet je echt overtuigen om mee te doen. De tweede groep vindt privacy belangrijk, maar doet mee als je duidelijk vertelt wat er met hun gegevens gebeurt. De derde groep zegt: ‘Prima, ik geloof het wel. Regel het voor mij’. Je ziet die verschillen echt terug in het vinkjes zetten.”
“Wat een therapeut in z’n rugzak heeft, zit nu in het digitale systeem”
VAN PERSOONLIJKE DATA NAAR PERSOONLIJKE INTERVENTIES
Data verzamelen en delen is het begin. Daarna moeten mensen betrouwbare adviezen krijgen. Sociaalpsycholoog Pepijn van Empelen ontwikkelt bij TNO valide interpretaties en voorspellende modellen van de persoonlijke gezondheidsdata voor betrouwbare adviezen. Belangrijke thema’s voor hem zijn participatie en personalisatie. Hoe kunnen we het beste ‘personalized digital health’ inzetten voor duurzame gedragsverandering en gezondheidswinst? Hoe herkennen we in populatiedata patronen, waardoor we weten wat de juiste interventies zijn? “In Rotterdam-Zuid speelt bijvoorbeeld problematiek rond overgewicht…”, zegt Kraaij. “En dus risico op diabetes”, vult Van Empelen aan. “Wat is dan de beste interventie? Een ander voedingspatroon, oké, maar hoe past dat in het dagelijks leven? Bovendien moet je rekening houden met de familie en het werk. Om te weten wat de juiste interventie is, moeten we verschillende databronnen integraal benaderen. Deze aanpak past weer binnen het project ‘Leefstijl als medicijn’ van het Leids Universitair Medisch Centrum en TNO.” Van Empelen ziet veel voordelen van digitalisering voor persoonlijke gezondheidszorg. “Je kunt populatie-interventies nu mixen met heel specifieke, op de persoon gerichte interventies. En door mobiele technologie kan er steeds meer. Bijvoorbeeld een interventie voor iemand telkens aanpassen, adaptief maken aan veranderingen, in de omgeving of in het eigen gedrag. Kijk, als je niet fit bent, helpen we je digitaal een doel te formuleren. Als je dat doel niet haalt, passen we de ondersteuning aan. Ben je niet meer gemotiveerd, dan helpen we met motiverende gespreksvoering. Wat een therapeut in z’n rugzak heeft, zit nu gewoon in het digitale systeem.”
“Mijn motto is ‘Show, not tell’. Laat zien dat iets kan. Zo komen we echt verder”
PRAKTISCHE PILOTS
Kraaij: “We zijn continu bezig – vooral ook met heel praktische pilots – om via het P4-concept de ‘personalized digital health’ te verbeteren. Op die manier kom je op bruikbare, veilige en betrouwbare digitale zorgtoepassingen.” Van Lieshout is het daarmee eens: “Mijn motto is ‘Show, not tell’. Laat zien dat iets kan. Zo komen we echt verder.”